Charles Francois Dumouriez (Rijksmuseum Amsterdam)
In juli 1789 was in Frankrijk de revolutie uitgebroken. Begrijpelijkerwijs veroorzaakte dat ook buiten Frankrijk veel ophef bij de verschillende vorstenhoven. Europese mogendheden verenigden zich in verschillende coalities tegenover Frankrijk. Onderdeel van deze zogenaamde coalitieoorlogen, was de oorlogsverklaring van 1 februari 1793 van Frankrijk aan de koning van Engeland en de stadhouder van de Republiek.[1] Onder leiding van generaal Dumouriez trok het Franse revolutionaire leger op naar het Noorden.
Op 22 februari stonden ze al voor Breda en werd de stad beschoten. Een Franse officier meldde zich de dag daarop bij de magistraat om de overgave van de stad te eisen. De stadsbestuurders ontweken de vraag door de officier naar de militaire overheid te verwijzen. Op dat moment was dat Prins Willem Frederik, de latere koning Willem I. Deze gaf zijn vervanger in de stad, generaal-majoor Alexander, graaf van Bylandt opdracht om de stad tot elke prijs te verdedigen. Van Bylandt weigerde dan ook de stad over te geven, waarop de beschietingen van de stad door de Fransen doorgingen tot de volgende ochtend. Opnieuw werd de overgave van de stad geëist. Nu besloot Van Bylandt wel te onderhandelen over een capitulatie. Dit leidde ertoe dat het garnizoen – met militaire eer - op 27 februari de stad mocht verlaten. De Bredanaars waren erg opgelucht over deze uitkomst, maar de regering in Den Haag beschouwde Van Bylandts actie als landverraad. Hij werd hiervoor veroordeeld tot levenslange opsluiting in slot Loevestein. [2}
Nu Breda was ‘bevrijd’, richtten de Fransen meteen een vrijheidsboom op voor het stadhuis op de Grote Markt. Dumouriez liet de binnenburgemeester Gerard Johan Tarée, de schepen Andreas Reigersman en de rentmeester Laurens Pels als gijzelaars opsluiten in het kasteel van Antwerpen. Ook schepen Theodorus Knibbe werd gearresteerd, maar ‘op voorspraak en in consideratie der swangerheid zijner vrouw’ werd hij al snel weer vrijgelaten. [3] Mede door deze arrestaties was het enthousiasme voor de Franse ‘bevrijders’ onder de Bredase bevolking niet heel groot.
Het Comité Revolutionair der Bataven (Comité Révolutionnaire Batave), dat met de Fransen was teruggekeerd naar de Republiek, nam nu een volgende stap door verkiezingen te organiseren voor een nieuw, gekozen stadsbestuur. Breda had hiermee een primeur in de geschiedenis. Nooit eerder was er in de Republiek een stadsbestuur door de eigen burgers gekozen. Elke burger moest een lijst met de namen van twintig personen inleveren. Deze provisoire representanten zouden als twintig gelijken (met een president als primus inter pares) de drossaard, burgemeesters, schepenen en tienraden vervangen. Onder deze twintig nieuw gekozen stadsbestuurders waren er vier personen, die ook in de vorige magistraat zitting hadden gehad.
Carla Bergman en Miesjel P. Spruit stellen in hun bijdrage aan de bundel Dansen rond de Vrijheidsboom dat ‘men niet de gelegenheid te baat had genomen het stadsbestuur bij het oude te laten' [4]. Zij leiden dit af uit het feit dat er maar liefst dertien katholieken in het bestuur werden gekozen. Hoewel het feit dat de katholieken nu eindelijk ook deel uitmaakten van de macht, zeker vernieuwend genoemd kan worden, valt er op deze conclusie wel wat af te dingen. Om te beginnen wordt de rooms-katholieke Cornelis Floren al op 9 maart vervangen door de Nederlands-hervormde Theodorus Knibbe, die in de voorgaande magistraat zitting had gehad en in deze verkiezing meer dan 100 stemmen had behaald. [5]. Bovendien is het de vraag of de tienraad meegeteld moet worden in de vergelijking tussen de oude magistraat en de nieuwe municipaliteit. De tienraden hadden maar weinig politieke invloed. Moeten zij bij het stadsbestuur geteld worden of niet? Als je dat niet doet, valt de uitkomst anders uit. Van de tien leden van de magistraat van vóór de invasie waren er twee weggevoerd naar Antwerpen. Die konden dus niet herkozen worden. Van de acht overgebleven personen, werd de helft opnieuw in de municipaliteit gekozen. Op 9 maart treedt Knibbe (ter vervanging van Floren) ook weer toe. Bovendien was eigenlijk ook het voormalig magistraatslid Mattheus Cornelis Versluijs gekozen. Hij zag echter af van zijn plaats. In plaats daarvan kwam Arnoldus de Raeff, ook een voormalig magistraatslid.
Op deze manier beschouwd, kan gesteld worden dat slechts twee van de tien eerdere magistraatsleden niet herkozen zijn te weten Martinus Cornelis van der Hult en Elias Joël Luzac. Of dat er zes van de acht mogelijke kandidaten wel herkozen zijn. Overigens sluiten Bergman en Spruit zich daar in hun conclusie weer wel bij aan: ‘Veeleer lijkt er sprake te zijn van een situatie waarbij de bevolking trachtte, net zoals ze dat tijdens de patriotse woelingen hadden gedaan, alles zoveel mogelijk bij het oude te laten' [6].
[1] Joost Rosendaal, De Nederlandse revolutie, 87.
[2] Geschiedenis van Breda II, 83-84.
[3] Stadsarchief Breda, Archief stadsbestuur Breda 1280-1810, ARC0001, inventarisnummer 89: Notulen van de magistraat 1793, 27.
[4] Carla Bergman en Miesjel P. Spruit, ‘‘Om uwe kluisters te verbreken…’ Bataafse vrijheid in Breda’ in: J.G.M.M. Rosendaal en A.W.F.M. van de Sande ed., Dansen rond de vrijheidsboom. Revolutionaire cultuur in Brabant en de Franse invasie (Den Bosch 1993)173-188, aldaar 181-182.
[5] Tuithof, Het patriotisme te Breda, 49.
[6] Bergman en Spruit, ‘‘Om uwe kluisters te verbreken…’, 188.
Uitslag van de eerste democratische verkiezingen in Breda (1793)