In de eerder aangehaalde institutionele handleiding schrijft Van Boven dat een arreté van 31 maart 1795 vrije verkiezingen in alle plaatsen uitschreef, maar dat dit niet voor West-Brabant gold, waar voorlopig nog geen verkiezingen plaats vonden en de – weliswaar gezuiverde – oude besturen aanbleven [1]. Ook dit gaat voor Breda niet op. In Breda werd de aangewezen municipaliteit al op 16 maart vervangen door een nieuw gekozen municipaliteit. Van de twintig mannen uit het vorige, aangewezen bestuur, keerden er negen terug. Zes van de twintig nieuwe municipaliteitsleden waren al eerder gekozen in de municipaliteit van 1793. Van de oude magistraat kwam niemand terug.
Het nieuwe bestuur kwam voor meerdere netelige problemen te staan. Allereerst moesten de Franse troepen worden ingekwartierd en van voedsel worden voorzien. Hiervoor werd in Franse assignaten, in praktijk waardeloos papiergeld, betaald. In de stad bestond daar begrijpelijkerwijs veel weerstand tegen. Een ander probleem was de Vaderlandsche Burgersociëteit. Deze sociëteit was in 1795 onder het motto ‘ Met hart en hand voor stad en land’ opgericht. (Dit genootschap moet niet verward worden met de eerdere Vaderlandse sociëteit, waarover weinig bekend is, behalve het feit dat ze in 1787 op last van de magistraatvan Breda was opgeheven.[2]) De hier besproken nieuwe Vaderlandsche Burgersociëteit werd in 1795 door de municipaliteit erkend en ging meteen in de oppositie. De sociëteitsleden bemoeiden zich met het stadsbestuur en wilden orangistische ambtenaren en verder alle oranje overblijfselen verwijderd hebben. Ze waren er ook op uit om de Grote Sociëteit te laten verdwijnen.
Deze Grote Sociëteit bestond al sinds 1775 en had geen politiek oogmerk. Hun ledenbestand bestond vooral uit militairen, maar er zaten ook verschillende municipaliteitsleden in. Volgens een niet gepubliceerde uitgave van de historicus C.P.M. Tuithof was het merendeel van de leden prinsgezind en aristocratisch patriottisch. Dit wordt onder meer afgeleid uit het feit dat in 1798 eenendertig militairen uit de sociëteit werden verwijderd, wegens hun gedrag ‘in de Troebels der Republicq in de jaaren 1786 en 1787’. [3] Naast de Grote Sociëteit bestond er van 1776 tot ongeveer 1794 ook de Borgersociëteit. Volgens dezelfde Tuithof behoorden de leden daarvan grotendeels tot het democratisch patriottisme. [4] Verder is er over deze sociëteit weinig bekend.
In het begin wees de municipaliteit de acties van de Vaderlandsche Burgersociëteit tegenover de Grote Sociëteit met klem af. Maar toen in het najaar van 1796 personen met sabels en stokken de leden van de Grote sociëteit kwamen lastigvallen en zij daarover klaagden bij het stadsbestuur, werden zij tot hun grote verrassing en ontstemming voor onbepaalde tijd gesloten. [5] Ondertussen hadden verschillende municipaliteitsleden hun lidmaatschap van de Grote Sociëteit opgezegd en waren het leesgezelschap Amicitia begonnen. Het eerste artikel van hun reglement hield in dat alle leden bezield moesten zijn ‘met Republikeinsche, waare Vaderlandsche gevoelens’. [6] Hoewel we weten dat er veel gemeenteraadsleden lid waren van dit gezelschap, is niet na te gaan hoever hun politieke invloed ging.
Al na een jaar wilden velen van de leden van het in maart 1795 geïnstalleerde stadsbestuur graag vervangen worden. Ook vanuit de stad (en dan met name van de Vaderlandsche Burgersociëteit) klonken er geluiden die om vervanging of in ieder geval aanvulling van het stadsbestuur vroegen. In de voorafgaande tijd waren er namelijk steeds meer vacatures ontstaan omdat leden van dit stadsbestuur in andere functies waren aangesteld, bijvoorbeeld als provisioneel representant van het Volk van Bataafs-Brabant of burgemeester van een andere plaats. De overgebleven bestuurders bleven om nieuwe verkiezingen vragen aan de representanten van het volk van Bataafs Brabant in Den Bosch. Steeds werden verkiezingen echter uitgesteld. Uiteindelijk werden er in 1797 tweemaal (op 5 juli en 5 september) verkiezingen gehouden in de stad, maar beide keren zou het nieuw gekozen stadsbestuur niet geïnstalleerd worden.
[1] Van Boven, ‘Bestuur’, 54.
[2] Stadsarchief Breda, Archief stadsbestuur Breda 1280-1810 ARC0001, inventarisnummer 86: Notulen magistraat (19 juli 1787/23 juli 1787).
[3] Tuithof, Het patriotisme te Breda, 24.
[4] Ibidem.
[5] Stadsarchief Breda, Archief stadsbestuur Breda 1280-1810 ARC0001, inventarisnummer 309: Ingekomen en minuten van uitgaande missiven ‘van wegens de municipaliteit’, 1795-1800.
[6] Geschiedenis van Breda III, 55.
Gedenkplaat voor de stichting van de Bataafse Republiek op 19 januari 1795 (Rijksmuseum Amsterdam)